Hoe wil jij leven?
Nadat we op maandagavond de haven van Gran Tarajal binnen varen, zijn we gelukkig en blij. De zo gewenste warmte van de Canarische Eilanden na een veilige achtdaagse tocht over de Atlantische Oceaan doet ons goed. Twee dagen later krijg ik verse vis in mijn handen gedrukt van Antonio. Wat wil je nog meer.
We hebben lang niet alle boodschappen onderweg gebruikt en stellen het doen van boodschappen een week lang uit. Uiteindelijk moeten we er toch aan geloven. We kennen de weg van eerder en gaan naar onze vertrouwde Hiperdino. Die blijkt vernieuwd.
De bewaking is nog steeds aanwezig. Eerder dwarrelde de bewaking rond bij de ingang, en ook bij de uitgang. Nu staat de bewaker alleen nog bij de ingang, toe te kijken of ik wel handgel op mijn handen doe, deze uitsmeer en vervolgens plastic handschoenen aantrek. Mijn Spaans is niet goed genoeg om mijn verbazing te uiten. Eerst handgel en dan de handschoenen aan? Waarvoor gebruik ik die handgel dan?
Nadat we onze weg gevonden hebben in de winkel en met plastic handschoenen het zakje waar je groente in wil stoppen open hebben weten te krijgen, trek ik bij de kassa per ongeluk mijn handschoen uit om te kunnen betalen en raak met mijn blote handen het pinapparaat aan. Niemand die iets zegt.
Conclusie? Maximaal één keer per week boodschappen doen.
En, net als in Muros, restaurants of koffie op een terras slaan we voorlopig over.
De zin ‘to ponder his death and his life eternally’, zit alsmaar in mij. Ik ‘ponder’ veel. Het overdenken van waar we in zitten. Peinzend, mijmerend me afvragend hoe en waar we als mensheid in beland zijn. Nu Spanje code oranje heeft gekregen en de bevalling van één van de dochters wel heel dichtbij komt, lijkt een bezoek aan Nederland niet zomaar vanzelfsprekend.
Ze zouden de griep en andere virussen zo moeten monitoren, zeg ik tegen Dreas. Net als ongelukken op de weg, kanker en allerlei andere ziekten. We zouden toch ziek worden of nog erger, doodgaan. We zouden nooit weer een stap buiten de deur zetten. Zo gevaarlijk is leven.
Maar voor mij is de vraag: hoe wil je leven?
Hoe zie je de wereld voor je? Voor je kinderen? Voor je kleinkinderen?
Dat is voor mij de vraag die geldt. Onderbouwing interesseert me uiteindelijk weinig meer. Mijn buikgevoel zegt dat het niet klopt. Dat dit hele circus aan maatregelen uit verhouding is. Open Google en lees de koppen van nieuwsberichten, zie de foto’s. Alsof we, een beetje zwart wit, ik weet het, geïndoctrineerd en gehersenspoeld worden.
Maar het is toch niet normaal dat je kind opgroeit in een gemaskerde wereld?
En ja, in Nederland valt het nog mee.
Ik wil leven, vrij leven. Niet mijn tijd in angst uitzitten en lang en matig leven.
Geef mij een leven waarin ik ten volste leef. Geniet, lief heb en dat ook in de wereld breng.
Mijn overlevingsmanier met het hele Corona circus is om me te distantiëren. Minder de straat op, minder op Facebook. We liggen met de kuip gericht naar water, niet naar de kade, en zien daardoor minder gemaskerde mensen hun dagelijkse wandeling maken. Soms vraag ik me af of het goed is om me zo terug te trekken. Ik heb het nodig maar de wereld is er niet mee geholpen. Het is uit zelfbehoud. Ik werd en word heel erg niet fijn van alle berichten en alle gemaskerde mensen om mij heen.
Het is niet aan mij wat de wereld en haar bewoners nodig heeft. Misschien is dit juist wat nodig is. Ik gun mijn kinderen een wereld vol harmonie, liefde, zachtheid en begrip. Maar misschien is dat niet. Niet nu. Ik ben God niet. Ik beschik niet over het leven. Misschien heb ik te accepteren dat dit is wat is. Dat ik niet naar de kinderen kan omdat ik zelf uit Nederland vertrokken ben. Dat dit is wat het is en dat het zo moet zijn.
Vanochtend tijdens ons meditatie moment ervaarde ik een lichtpunt. Er komt een moment dat we weer vrij en blij zijn en omgaan met elkaar. Op z’n minst wanneer we ons lichaam verlaten, kwam er achteraan. Maar hé, misschien wel eerder.
En in de tussentijd genieten we enorm van het zijn aan boord en het prachtig mooie weer.