Met El Galante door de Straat van Gibraltar
“Oh, wat jammer dat het zo bewolkt is. Ik zie een stad aan de overkant, bij Marokko. Nu is het een witte wazige vlek in een donkere berg.” Ik leg de verrekijker weer aan de kant, nooit ver weg want boten, vogels en kustlijn blijven fascineren. We zijn om kwart voor acht vertrokken uit Barbate om met het tij mee naar de Straat van Gibraltar te gaan. Het zicht is matig, de lucht is heiig. Zonde.
Na de langere tochten op zee is de Straat van Gibraltar het laatste wat mij spannend lijkt. Het is een nauwe doorgang waar het hard kan waaien. Het schijnt dat de wind accelereert tussen beide kusten, net zoals bij de Canarische Eilanden. Je hebt dan zomaar één of twee beaufort meer wind in je zeilen. In het midden loopt het water standaard oostwaarts de Middellandse Zee in en langs de kusten heb je getijdenstroom. Maar op de Waddenzee, Noordzee en in het kanaal varen we ook met getijden en daar kan het ook flink druk zijn. Door het verkeersscheidingsstelsel is het goed geregeld. Wij blijven in de ‘inshore traffic zone’ en de optocht van grote boten schuift in de verte langs. Er zijn natuurlijk wel schepen bij Gibraltar die naar zee gaan maar we hoeven geen shipping lane over te steken. Het moet dus prima te doen zijn.
We willen met stroom en wind mee door de straat en het liefst ook een beetje rustig weer. Het weerbericht geeft noordwest drie of vier, ruimend west vier of vijf met een zo goed als gladde zee en goed zicht. Mooier kan bijna niet.
Van Barbate naar Tarifa varen we op de motor. Er is geen wind. Bij Tarifa is de straat op z’n smalst, daarna volgt Gibraltar. Onze snelheid neemt met de uren spectaculair toe, we beginnen met bijna zes knopen per uur en dat loopt op tot acht knopen per uur. We kennen het effect van stroom en toch kan ik me er nog altijd weer over verbazen.
Bij Tarifa willen we wachten tot we de stroom weer mee krijgen. Als we het anker willen laten zakken, komt een pilot boot naar ons toe. Ankeren? Nee dat mag niet sinds vorig jaar een catamaran op de rotsen ging. In de haven? Nou ja, aan die ene houten steiger dan misschien. De pilot loodst ons binnen. Na een kleine twee uren krijgen we bezoek van de havenpolitie. Nee, hier mogen jullie echt niet liggen. Aan de overkant en daarna melden op kantoor. Tevergeefs proberen we duidelijk te maken dat dat lage wal is, het waait inmiddels behoorlijk en dat betekent dat we flink tegen de kademuur gedrukt worden.
Met bolders op groot schip formaat is het lastig aanleggen en eenmaal vast besluiten we binnen een half uur weer de zee op te gaan. We gaan door, we liggen onmogelijk en met afgaand water lijkt het ook te ondiep voor ons. Het weer is goed, er is wind en bij daglicht kunnen we gemakkelijk een volgende haven halen. Ook met stroom tegen. Reddingsvesten aan, starten en gaan. Tarifa is, zoals de pilot – het reisboek voor zeilers – al zei, geen plek voor pleziervaart.
Mooi eigenlijk, er is dan ook geen tijd meer voor onzekerheid of twijfel. De genua gaat uit en alleen op het voorzeil varen we richting Gibraltar. De wind neemt flink toe, alsmaar hebben we windvlagen van 35 knopen, dat is toch een flinke zeven beaufort. We reven het voorzeil zodat de boot beter hanteerbaar is en ronden prachtig de rots van Gibraltar. Het gaat prima maar toch ben ik opgelucht en blij als we er voorbij zijn.
Met een gemiddelde snelheid van zeven knopen vliegen we naar een haven waar we wel welkom zijn.
25 maart 2015
Gerlinde Zoodsma