‘Wil jij een waslijn maken?’, vraag ik Dreas. Het zijn de vaste patronen wanneer we eenmaal in een haven liggen. Op de dag van aankomst maken we binnen alles weer leuk bewoonbaar, spullen die aan de kant moesten vanwege zeegang komen weer tevoorschijn. De dag erna maken we van zout wasgoed weer zoet wasgoed. We vergeten snel de ontberingen op zee.
De ruigere nachten op zee zijn het minst. Op de één of andere manier is het ook altijd ’s nachts dat de wind aanhaalt (en er een rif in moet), de wind wegvalt (en we liggen te rollen) en dat er schepen passeren (werkelijk net precies op ramkoers terwijl de Atlantische Oceaan toch zo groot is). Dreas werkt op zee voor minstens anderhalf bemanningslid omdat ik geen volwaardig wachtloper ben, zelfs geen volwaardige koksmaat. De helft van de tijd draag ik een pedaalemmerzak bij me voor het geval het misgaat. De ruigere dagen en nachten zijn als een kermisattractie waar je niet uit kunt. Het is soms erg zoeken naar het vinden van ritme en overgave aan de situatie en de weersomstandigheden. Vooral zwaarder weer doet besef van kwetsbaarheid toenemen.
Bij minder wind maar wel zeegang hoor je de kraanlijn tegen het grootzeil slaan. Met golven van opzij schommelen we veel heen en weer. Binnen op bed hoor ik het water langs de romp spoelen, golven kletsen er tegen aan. Zo nu en dan een doffe klap, een golf slaat tegen de zijkant van de romp en gooit zijn water dwars over de boot naar de andere zij waar het klinkt alsof iemand veel emmers water tegelijk tegen de raampjes gooit. Eén keer zelfs, we drinken binnen een kopje thee, zien we een golf zijn schuimkop bij ons in de kuip storten.
Soms vraag ik me af wat twee altijd actieve mensen op een zeilboot doen. Alles duurt lang, alles gaat langzaam, het duurt eeuwig voor je ergens bent. De eentonigheid is best groot. Ontbijt, koffie, warme maaltijd, thee, soep met brood en weer proberen nachtrust te pakken. Tussendoor lezen we en natuurlijk continu controle en aanpassen van zeilen en tuigage. Thuis lijken twee dagen nooit hetzelfde te zijn. Zeker de maanden voor vertrek waren hectisch.
Maar dan, als na een paar dagen een eiland opdoemt, verandert dat gevoel. Uren en uren tuur je dan nog naar die kustlijn want werkelijk die kust komt zo langzaam dichterbij. Standaard beginnen we te vroeg te filmen en foto’s te maken. Het magische gevoel wanneer de kust verschijnt en steeds dichterbij komt, laat zich maar moeilijk fotograferen.
Om ‘op eigen kiel’ je bestemming te bereiken, is ontzettend gaaf. Het is heerlijk wanneer je terugloopt met verse broodjes van de bakker om dan naar je eigen meegereisde huisje te gaan. Na een paar dagen weer vertrekken is ook helemaal goed. Want hoewel de dagen tussen vertrek en aankomst tot nu toe soms tegenvallen, begint de zee na een paar dagen te trekken en wint de drang om verder te reizen het van de vervaagde herinnering aan nare nachten op zee.
1 januari 2015
Gerlinde Zoodsma