“Je ruikt het eiland,” zegt Dreas terwijl hij binnen stapt. Ja, echt? Ik kom overeind, klim uit mijn bed en ga ook naar buiten. De wassende maan en sterren zijn achter vele wolken verdwenen. In de lucht hangt een heerlijke, bloemige geur. Ik haal nog een paar keer diep de lucht door mijn neus naar binnen en kruip weer in bed. De nacht is fris. Nog achttien zeemijl naar Santa Maria. Vijf dagen eerder, in de hele vroege ochtend, vertrokken we uit Santa Cruz de Tenerife en nu hebben we niet alleen zicht op Santa Maria maar ruiken we het eiland ook. Het einde is in zicht.
De laatste twee dagen voor vertrek waren we gespannen, licht nerveus. Het zou een nog langere tocht gaan worden dan we tot nu toe samen zeilden. De laatste middag voor vertrek kwam de rust terug. Alles was goed voorbereid. Tot en met de grabbag met waardevolle spullen en een waterdichte ton met noodrantsoen en daar weer op geschreven welke dingen mee moeten als we de boot zouden moeten verlaten. Reddingsvlot, overlevingspakken en vuurpijlen liggen altijd voor het grijpen in een bakskist.
Met een noordoosten wind en ruwe zee vertrekken we om drie uur in de ochtend. We gokken daarmee op minder windstoten uit de bergen. Dat de staat van de zee ruw is, weten we. Toch valt het tegen. Binnen twee uren na vertrek geef ik vier keer over in het gangboord. Aan de lage kant. Dan spoelen de golven je ellende weer schoon. Ooit de zee zien lichten? Zo noemen ze dat wanneer een opeenhoping van micro-organismen oplichten. Prachtig mooi. Zo’n glow-in-the-dark alg spoelt met een golf het dek op en blijft voor mijn neus liggen. Hij geeft net zo’n felgroen licht als het lampje van mijn telefoon wanneer de batterij vol is. De alg geeft op en dooft zijn licht. Ik geef ook op en beland in mijn kooi. De komende 30 uur lig ik binnen. Horizontaal en op mijn rug, dat is de enige houding die werkt. De puts gaat mee naar binnen.
Tussen de Canarische Eilanden en de Azoren is weinig scheepverkeer. De marifoon valt stil. Geen Tenerife Port Control meer en ook geen ‘all ships, all ships, all ships’ met nautische en meteorologische berichten. Ook op de Navtex, een radiotelexdienst om veiligheidsberichten te ontvangen, komt dagenlang niets binnen. Dreas is de eerste twee dagen veel binnen en doet kookwekkerslaapjes. Een keer moeten we uitwijken voor een schip op aanvaringskoers. De wind helpt een handje door weg te vallen. 225 meter cargo vaart voor onze neus voorbij.
Er komt veel buiswater over en ’s ochtends is buiten alles plakkerig en vochtig van het zout. We spoelen de kuip met zoet water schoon. Grote luxe natuurlijk. Veel boten hebben weinig zoet water aan boord. Met een zes dagen in het vooruitzicht kunnen we dit ons permitteren. Na de afwas en een rondje met de kruimeldief dweilt Dreas de vloer. Met twee handen houdt hij zicht vast en met zijn rechtervoet beweegt hij de dweil over de vloer.
Ook al is de zeegang, zoals voorspeld, één tot twee meter, de eerste dagen hebben we een behoorlijk bewegende boot. Er zijn periodes dat de zeegang meer is. Aan boord zijn is dan net als in een kermisattractie stappen waarin je heen en weer geschud wordt. Je weet alleen niet hoe lang het gaat duren. Als we teveel met de golven botsen, zetten we onze koers wat ruimer zodat de beweging wat aangenamer is. Maar het blijft een grote illusie om te denken dat je weer enigszins normaal kunt gaan functioneren. Beetje boekje lezen ofzo. Althans, dat lukt ons niet.
Met een meestentijds noordoosten wind van tien tot vijftien knopen en een redelijke zeegang lopen we een prachtige snelheid. De laatste zeildag is de allermooiste. Windkracht drie en een traag deinende oceaan. Dan is alles zo anders en zo mooi. 75 zeemijl voor Santa Maria zien we de eerste Jan van Genten en op de laatste avond komen er dolfijnen op bezoek. De zon gaat op z’n mooist onder.
In de nacht is de wind op en gaan we verder op de motor. Dan begint het weer te waaien, recht van voren. Als de wind iets meer schuin van voren komt, zetten we opnieuw zeil bij om wat minder hobbelig dichter naar het eiland te varen. Het eiland verschijnt en verdwijnt. Verdwijnt in de bijna zwarte luchten. Bijgekleurd door de regenboog varen we de haven binnen. Marifooncontact lukt niet maar de marinero had ons zien aankomen en staat op de steiger te wachten. Nog net niet met bloemen in de hand. Maar zo voelt het wel een beetje.
1 april 2018
Gerlinde Zoodsma