‘Snel, de motor uit, zeil bij’, zegt Dreas. Een akelig hard metalig geluid, alsof iets bonkt tegen de romp, doet ons opschrikken.‘Maasmond, hier zeiljacht El Galante. We hebben een probleem met de motor, we zetten zeil bij maar zitten precies voor de uitgang en er komt een boot aan,’ meld ik.‘Prima mevrouw, zet u maar een zeiltje bij, wij houden het in de gaten. Die boot gaat voor u langs.’ Maar ook als de motor uit is, blijft het vreselijke geluid. Razendsnel denken we na. ‘Is er iets overboord geslagen. Het anker, is het extra anker overboord geslagen?’ opper ik. Ondertussen horen we op de marifoon dat Maasmond het schip oproept: ‘Heb je het gehoord, er is een jachie met problemen, zij zetten een zeiltje bij, jij gaat voorlangs.’ Dreas lijnt zich aan, in het donker en met hoge golven schuifelt hij op handen en knieën over het dek naar voren. Ik haal de snelheid uit de boot en het lukt Dreas om vijftien meter ankerketting en het anker binnen te halen. Beiden bonkten tegen de romp en schroef.
Maanden eerder hebben we plannen gemaakt. Een foto op Facebook met plakkertjes bij Harlingen, A Coruña en Bilbao levert leuke reacties op. Van één reactie schrik ik: ‘Ga je zo ver die klere golf in? Je bent mijn held, hou je van de lager wal ofzo?’, vraagt Walter. ‘Doen wij nu zo iets raars?’, vraag ik. Dreas probeert mij gerust te stellen maar ondertussen zoek ik op internet naar blogs en reisverhalen over de Golf van Biskaje. Die beruchte Golf van Biskaje zoals ervaren zeezeiler Ben Hoekendijk deze zee noemt. De verhalen verschillen.
Als we vertellen over onze plannen, is een andere vraag of we met z’n tweeën gaan of dat we opstappers meenemen, meer ervaren zeilers aan boord. De overtocht doen we samen. De reactie ‘dapper hoor’ woelt soms nog een vleugje twijfel los maar als we eerlijk kijken naar onszelf vinden we dat we een verantwoorde reis maken. Het plan staat, vliegtickets voor de kinderen zijn geboekt, wij zijn er klaar voor. Met de nieuwe plotter en stuurautomaat hebben we extra comfort en veiligheid aan boord.
Voortvarend
Van een zonovergoten Wad zeilen we de Noordzee op. De wind is noord, gunstig om gelijk een flinke slag te maken. We hebben alleen drukke weken achter de rug en kiezen daarom eerst voor nachtrust in de haven. We doen IJmuiden aan. De spanning stijgt bij de Maasvlakte maar we passeren zonder ook maar in de buurt van een schip te komen. Dat dat op de terugweg wel anders is, weten we nu nog niet. Met een snelheid van negen knopen schieten we naar Zeebrugge. Daar tanken we diesel en water, halen boodschappen, bereiden de tocht voor, blijven een nacht liggen en slapen ons moed in voor de komende nacht op zee. De volgende ochtend vertrekken we richting Cherbourg. We hebben een krappe 240 mijl voor de boeg. Tussen Calais en Dover zien we Engeland én Frankrijk. De dag is prachtig, de beleving van alleen op zee, letterlijk een zee van ruimte om ons heen, is groots. De zon zakt als een warm gloeiende bol achter de horizon en steeds meer sterren komen tevoorschijn. Algen lichten op in de golven naast de boot.
‘Gaat het goed?,’ is de vraag die wij elkaar om de haverklap stellen. Degene die binnen ligt, zou moeten slapen maar doet geen oog dicht. Als er een schip aankomt in de verte kunnen we niet goed inschatten hoe dicht we elkaar passeren. Het is één van die momenten dat ik binnen lig en Dreas mij roept. Compleet overdonderd probeer ik mezelf zo snel mogelijk in mijn pak te hijsen. Niet te doen, ik stuiter alle kanten op en het schip vaart uiteindelijk op grote afstand aan ons voorbij. Ontspannen lukt niet en slapen dus ook niet. Natuurlijk omdat we, met de wind mee, erg liggen rollen op de golven, maar we hebben deze slapeloze nacht vooral aan onszelf te danken.
Na 33 uur varen we de haven van Cherbourg binnen. We laten blij en een beetje trots het thuisfront weten dat alles goed is gegaan. Maar zij hebben ons allang, via de site van MarineTraffic, zien binnenvaren.
Van Cherbourg willen we naar Camaret-sur-Mer. Het is een goede haven om uiteindelijk de golf over te steken. Bijna de gehele tocht motoren we, 28 uren lang. Omdat we tegen het middaguur vertrokken, komen we goed uit met de stroom en passeren we bij daglicht Ile d’Ouessant. We kiezen daarom voor de route binnendoor ook al stroomt het hier flink. Het scheelt veel mijlen. Alert en door continu op de plotter, voor en achter ons te kijken, bewaken we onze koers. Uiteindelijk is het niet spannender dan de haven van Vlieland binnenvaren.
Dreas (50)
Zeilt sinds zijn achtste. Hij begon in kleine open bootjes in Brabant en Zeeland, zeilde later mee op kleine kajuitzeiljachten en maakte zeilvakanties in Griekenland en Kroatië.Gerlinde (40)
Bracht als kind haar zomervakanties door aan het Sneekermeer en groeide op vlakbij de Waddenzeedijk. Een weekje zeilkamp was haar enige zeilervaring voor zij aan boord stapte van El Galante.Opstappers
De dochters van Gerlinde Renée (20), Yolinda (19) en Ivanka (17), Ulbe (23, vriend van Renée) en Ruurd (26, vriend van Yolinda) en Dreas zijn jongste dochter Sterre (14). Allen geen zeilers.El Galante
El Galante is een klassieke S-spant, als één van de laatste Gallants gebouwd en te water gelaten in 1973. De Gallant 53 werd in 1967 ontworpen door E.G. van de Stadt. El Galante was eerder in Engelse en Portugese handen en sinds eind 2006 is ze bij ons.
De beruchte Golf van Biskaje
Na twee nachten varen we door. Windkracht drie en een vlakke Golf van Biskaje. Hoe zuidelijker we komen, hoe meer kleren we uittrekken. Op blote voeten en in de korte broek zeilen we de uren voorbij. Nu het zo kalm is, mogen we in de kuip ons reddingsvest uit. Dreas ontdekt steeds meer mogelijkheden op de plotter, ik lees. Urenlang tuimelen dolfijnen om ons heen, ze duiken onder de boeg door en verschijnen aan de andere kant weer. Hun grijze huid glanst in het zonlicht. We vieren onze zevende trouwdag op zee. In plaats van een wijntje nemen we vruchtensap met chips. Alleen ‘s nachts kunnen we onze draai nog steeds niet vinden, de kuipbank, de kuipvloer, we proberen van alles.
Wind komt en gaat en is soms uren aaneen de grote afwezige. We motoren omdat we geen zin hebben in een dobberpartij. Wanneer zouden we de kust van Spanje kunnen zien? Dan komt er wind. We zetten zeil en in een zucht trekt de wind aan naar een flinke vijf Beaufort, er moet een rif in, maar de lucht zit opeens finaal dicht en op de plotter zien we drie boten dichtbij. Te dichtbij. Eerst een rif? Eerst overstag? Wat doen we? Eerst overstag, dan het rif erin en strak van de spanning zeilen we verder. Tot vlakbij de kust zien we weinig. Uiteindelijk worden de contouren van land zichtbaar.
Vlak voor de haven van A Coruña vragen Spaanse zeilers ons waar we gaan liggen. ‘Je kunt beter naar de haven daarachter. Daar lig je veel mooier, vaar maar achter ons aan.’ De havenmeester staat op de steiger te wachten, het eerste wat hij zegt is ‘Welcome’, pakt de lijnen aan en loopt pas weg als we echt goed liggen.
Na de oversteek blijkt zelfs in de haven slapen niet meer gewoon. Nachten aaneen droom ik dat ik op zee ben en in slaap val terwijl ik de wacht heb. ‘Dreas, Dreas, toe! Allemaal boten! Toe nou, Dreas. Kom!’ De eerste twee nachten weet Dreas me in bed bij positieven te krijgen. De derde nacht ga ik uit bed, stuiter door de boot en sta bij het deurtje de nacht in te roepen ‘Dreas, allemaal boten, allemaal lichten, toe nou.’ ‘Jaa, Gerlinde, we liggen in de haven.’
Zeg me dat het niet waar is
Niet eerder waren we zo lang van huis zonder de kinderen. Precies in het midden van de acht weken komen mijn dochters, Renée, Yolinda en Ivanka, Dreas zijn jongste dochter Sterre en onze ‘schoonzonen’ Ulbe en Ruurd. Dankzij mobiele technologie kunnen we regelmatig contact hebben met thuis. Terwijl wij genieten in A Coruña heb ik contact met Ivanka. Haar klasgenoot is een paar uur eerder onder water geraakt tijdens een middag zwemmen en zeilen. Het is niet goed, ergens weten we dat allebei al, alleen hopen we op een wonder. Ongeloof, verbijstering en veel verdriet. Mijn ongeloof valt in het niet bij het verdriet en de ontreddering van Ivanka en ik kan er niet voor haar zijn. Honderden kilometers liggen tussen ons. Geen knuffel, geen zoen, niet samen huilen. Alleen de telefoon en WhatsApp. Haar vlucht boek ik om. Ze komt een week korter en kan afscheid nemen, bij de ouders thuis, op school en door bij de dienst en begrafenis te zijn.
Met kinderen langs de noordkust van Spanje
Yolinda, Ruurd en Sterre stappen aan boord. We zeilen in dagtochten langs de kust, meestal zo’n zes tot acht uur waarna we minimaal één nacht in de haven blijven. Afwisselend kiezen we voor ankeren of in een haven. In Ribadeo komen ook Renée, Ivanka en Ulbe aan boord. Ivanka is nog mat en uit haar doen, gelukkig heeft ze de komende week veel afleiding en familie om haar heen. Met z’n achten aan boord is het even inschikken maar dat went snel. Een dag later stappen we over tassen als nooit tevoren en passeren we moeiteloos jam en boter als we met elkaar in de kuip ontbijten.
Het is nu echt vakantie geworden. Zelf genieten we van het zeilen, het mooie weer en de havens. De kinderen maken veel uitstapjes op de wal. Het strand, uitkijk boven op de rotsen, bij een dorpsbewoner binnen worden gevraagd om zijn verzameling visgereedschap te bekijken of een city trip, ze zijn vooral op pad. Ontbijt en avondeten doen we gezamenlijk.
Cedeira, Viveiro, Ribadeo, Cudillero en Gijón zijn alle de moeite waard. Stad of dorp, de omgeving is steeds prachtig en de havens zijn dichtbij het centrum. Als bij het tanken de havenmeester een klein beetje diesel over de jerrycan morst, gebaren wij dat het oké is, maar hij zegt ‘No, no, espere’ om vervolgens met een goedje en de waterslang de jerrycan meer dan schoon te maken. De vriendelijkheid, in welke haven we ook zijn, is indrukwekkend.
Naar Santander motoren we omdat er weer geen wind is. We worden getrakteerd op een bijzonder schouwspel. Het is alsof het regent maar als we beter kijken, zien we honderden krabbetjes om de boot, mijlen lang. De oude haven van Santander is vol en we moeten twee mijl de rivier op. Een prima box, zeer matig sanitair en een fors tarief. Daar komt nog bij dat de haven volgens de kinderen veel te ver van de stad af ligt en dus vertrekken we de volgende dag weer. Bilbao is het eindpunt voor onze ‘opstappers’. Van gezellige drukte en een flink volle boot, blijven we samen achter.
Met veel zon en lichte wind zeilen we naar San Sebastian. In een volle baai liggen we flink te rollen omdat de golven zo van zee de baai in komen en tot in de nachtelijke uren schreeuwt de kermis. De volgende dag trekken we onze conclusie, de vaste wal slaan wij hier over, we gaan naar Getaría, daar doen we onze inkopen voor de terugreis. Dat gaat maar net goed omdat er een feestdag is, zijn de winkels de dag erop gesloten en doen we snel onze inkopen in het buurtwinkeltje.
Huiswaarts
Het is prachtig weer, mijlenlang zien we de kust. Het voelt goed om op zee te zijn. Tegelijk voelen we beide nu al het gemis, met weemoed kijken we achter ons naar de steeds kleiner wordende rotsen. Bootjes worden stipjes. Varend op de motor repareert Dreas het grootzeil en spotten we de spuit van een walvis. Met de verrekijker zien we de rug boven water. Dichterbij zwemmen, langzaam bewegend pilot whales.
Inmiddels zijn we handig met de plotter. Bij donker is het moeilijk afstanden en lichtsignalen juist in te schatten maar met plotter varen we twee keer in de nacht een haven binnen. Boten waar geen vooruitgang in zit en die alle kanten op schieten, zijn steevast vissers. Dieptes worden mooi weergegeven, zoals bij Boulogne-sur-Mer, geen betonning maar wel een zandplaat. Een zeiljacht probeert recht naar buiten te varen en loopt vast op de plaat. Veerboten blijven spannend omdat ze verraderlijk snel dichtbij zijn maar met de gegevens op ons scherm kunnen we gemakkelijker inschatten wie voorlangs gaat. Het enige wat we missen, is een overzicht van die akelige kreeftenkooien. Overdag zie je de kleine markeerboeitjes maar je wilt toch niet graag in de nacht aan zo’n kooi blijven hangen.
Zo vlot het ging naar Spanje toe, zo ellendig is de weg terug. We boksen op tegen stroom en wind, maken urenlang een voortgang van twee mijl per uur, incasseren de golven, liggen stil en moeten steeds weer op snelheid zien te komen. Ons humeur zakt beneden alle peil. Op de motor helpt niks, de zee is te bokkig. Ten noorden van de Kanaaleilanden is het flink opletten, de stroom zuigt ons mee en moeten we 45 graden bijsturen. Na 88 uur varen we eindelijk de haven van Cherbourg binnen.
Als we eenmaal bij Zeebrugge zijn, hebben we nog maar zeven meter water onder onze kiel. Genoeg natuurlijk maar met eerdere dieptes van tientallen tot duizenden meters lijkt het alsof we in een bak met zandwater zijn beland. Hoe we ook proberen ook de terugweg als vakantie en als leuk te beleven, het lukt maar matig. Als we na 53 dagen en ruim 2300 mijl de Zuiderhaven van Harlingen weer binnenvaren, willen we het liefst rechtsomkeert maken.
14 september 2013
Gerlinde Zoodsma