Langzaam kruipt er steeds meer licht langs het dakluik naar binnen, gaan onze ogen steeds wat langer open en beginnen mind en lichaam actief te worden. De dagelijkse rituelen beginnen.
Handelingen als onszelf aankleden, de kussens naar buiten en de gasfles open om een kop thee te maken. Handelingen vaak in dezelfde volgorde, niet alle en niet altijd met evenveel bewuste aandacht en niet alle met evenveel betekenis.
Eén van onze nieuwe gebruiken is om, na het opstaan en voordat we ontbijten, te mediteren. Wanneer ik langs Ganesha loop, met zijn mooie grote olifantenhoofd, steek ik het kaarsje aan. Sinds ik bij de Yoga Philosophy een nieuwe mantra heb geleerd, zingt die mantra dan zichzelf, soms stilletjes, soms halfzacht. Maar als ik al buiten zit met mijn ogen dicht en besef dat ik het kaarsje vergeten ben, dan laat ik het.
Alle dagen zijn we van de ochtend tot de avond buiten. Alleen de boekenplanken moet Dreas natuurlijk binnen maken. Alle dagen lopen we op blote voeten. Heel soms klauteren we over de stenen langs de kustlijn maar meestal blijven we aan boord. In al onze enorme zeeën van tijd menen we geen tijd te hebben voor een wandeling. De dagen vullen zich vanzelf, met mediteren, yoga, klussen, lezen, studeren en eten en drinken.
Tweewekelijks boodschappen ritueel
Nog zo’n ritueel is het tweewekelijks boodschappen ritueel. Met karretje en krat lopen we naar het dorp, tijdens de siësta omdat het dan het meest rustig is in de supermarkt.
Al komen we heus nog mensen tegen. Zoals de mevrouw in haar lange Afrikaans-achtige gewaad, hoofddoek en mondmasker. Het is net of loopt ze in een boerka, zeg ik tegen Dreas. Even later komen we een man tegen in korte broek en shirtje. Niks bijzonders, net zo’n toerist als ons. Met zonnebril, pet en mondmasker. Het lijkt dan niet op een boerka maar het effect is hetzelfde, concluderen we.
Op de terugweg zwaaien we en roepen we breed glimlachend naar Antonio en zijn vismaten. Weifelend gaat een hand omhoog. Even later beseffen we dat ook wij nogal incognito zijn.
Ik vind het jammer om de gezichten van de mensen nauwelijks te kunnen zien en jammer dat de neiging er is om dan maar geen contact te maken. Ik ervaar het als sociaal vervreemdend. Nu is een algemene wijsheid dat de wereld veranderen bij jezelf begint en daarom zeg ik inmiddels weer zoveel mogelijk wél ‘buenos tardes’ of ‘hola’ tegen de mensen die ik tegenkom.
Terug aan boord
‘¡Qué vida! Wat een leven hebben wij,’ zeg ik tegen Dreas als we met de buit terug zijn aan boord. Om juist in deze hele rare tijd aan boord te zijn. Ik kan me voorstellen dat veel mensen inkomenszorgen hebben. Dat kan niet anders. Wij zijn hier, uit vrije wil en kiezen ervoor spaargeld aan onszelf te besteden. We kunnen zonder zorgen boodschappen doen, ervaren geen inkomensdruk en missen ook geen sociale activiteiten omdat we nu eenmaal die behoefte niet hebben.
Ik zit dagelijks prinsesheerlijk tussen boeken, geprinte pdf’s en aantekeningen, me lavend aan de Veda’s, Sāmkya en Yoga Sutras. Ondertussen geniet ik van filmpjes en foto’s van de kinderen en kleinkinderen via WhatsApp en als kers op de taart is er zo nu en dan FaceTime.
Al hebben we geen behoefte aan uitgaan, Dreas en ik blijven toch ook mensen, sociale wezens, met behoefte aan verbinding en contact.
En ik geniet als iemand op de pier voorbij loopt met zijn masker onder de neus en vrij inademt. Ik schrijf zijn masker omdat het meestal mannen zijn. Met gevoel voor de medemens en de opgelegde regels zetten ze hun masker daarna weer op. Én met gevoel voor het – zeker ook symbolische – belang van vrij ademen.
Adem is immers leven.