In de tapasbar in Cádiz staat het geluid van de tv zo hard dat de ober voorstelt, als wij aan een tafeltje schuiven, het geluid iets zachter te zetten. Beelden van één of ander feest met grote praalwagens en honderden mensen op straat, muziek van fanfares op de achtergrond. We vragen de ober of dat feest in Cádiz is en wat voor soort feest het is. Het is Semana Santa, de heilige week voor Pasen.
Niet bij stilgestaan dat het bijna Pasen is. Na drie maanden reizen, indrukken opdoen, in de waan leven dat het al zomer was met die heerlijke temperaturen op de Canarische Eilanden en daarna weer dagenlang op zee, hadden wij geen erg in het komende Paasfeest. De ober herinnert ons eraan en de manier waarop ze Semana Santa in Spanje vieren, lijkt heel bijzonder. In Cádiz wachten tot het Pasen wordt, is geen optie. Dan verliezen we teveel tijd, er zit immers een einddatum aan onze reis. We hebben gespaard en kunnen vijf maanden reizen maar ook niet meer dan dat. Misschien halen we Cartagena, daar vieren ze Semana Santa tien dagen lang. Het is een oude stad die we graag willen bezoeken. We hebben wel iets met oude havensteden.
De ochtend van ‘Sábado Santo’ varen we de haven van Cartagena binnen en ’s avonds wonen we onze eerste processie bij. We gaan op tijd de stad in, kijken bij de voorbereidingen in de kerk en gaan op een terras zitten waar de processie langskomt. Steeds meer mensen lopen door de straat, sommigen in processiekleding, sommigen zoeken een plek op één van de honderden plastic stoelen die door de gemeente zijn neergezet.
‘Pipa’s, twee zakjes voor één euro’, de ene na de andere verkoper komt langs. We eten pipa’s tijdens de processies, vertelt de Spaanse naast me. Nadat zij het ons voordoet en we even oefenen, kunnen wij ook het geroosterde zonnebloempitje doormidden bijten en het kleine nootje opeten zonder dat het kapot gaat bij het bijten. Dan een eerste harde knal, steeds als een broederschap vertrekt, klinkt zo’n harde knal. Wij schrikken maar onze Spaanse terrasburen kijken daar niet meer van op.
Een indrukwekkende stoet van verschillende groepen komt langs. De groepen zijn broederschappen die bij een parochie horen. Boetelingen met puntmaskers en kaarslicht in prachtig bewerkte glazen op staanders, kinderen met wierookvaten, fanfares, volwassenen en kinderen in velours paars. De kinderen delen snoepjes uit, sommigen zijn nog geen twee jaar oud. En natuurlijk ‘pasos’, een soort van tafelachtig platform met een uitbeelding van Maria of van het lijden van Jezus, soms op wieltjes, soms gedragen door wel vijftig mannen of vrouwen.
Vol van alle indrukken slenteren we ’s avonds door de straten terug naar de boot. In ons hoofd slaat de trom nog steeds de maat. Morgen gaan we weer, morgen is het ‘Domingo de Resurrección’, de herrijzenis.
We zijn later dit keer. Opnieuw zijn er heel veel stoeltjes neergezet en alleen de tafels en stoelen bij bars, waarvoor je moet betalen zijn hier en daar nog vrij. We blijven staan. We zeggen nog tegen elkaar dat we even kijken en als we het genoeg vinden, gaan we gewoon terug naar de boot. Maar opnieuw kijken we urenlang, met open mond, naar een indrukwekkende processie.
Iedereen die gisteren in het paars velours gekleed was, is nu in het wit. De geur van de verse bloemen op de pasos is heerlijk, vooral de lelies geuren krachtig. We hebben veel meer oog voor de prachtige borduursels op de processiekleding van de verschillende broederschappen, er zijn kinderen met rinkelende bellen en we proberen te ontdekken hoe zo’n grote groep boetelingen exact tegelijk weer in beweging komt. We herkennen ook steeds meer Bijbelse taferelen in de borduursels en de pasos.
Als iedereen voorbij is, zoeken we een terras op. We overwegen of we nog bij de kerk gaan kijken omdat de processie daar eindigt. Zodra we het geluid van de trom horen aanzwellen, twijfelen we niet meer. Tussen drommen mensen, zien we alle boetelingen, kinderen, muziekgroepen en pasos weer voorbij komen. Bij elke paso zwelt het applaus aan, het publiek roept ‘bravo’ als de paso passeert die enkel door vrouwen gedragen wordt. De gezichten van de dragers zijn vertrokken van pijn en vermoeidheid. Dan gaat de bel, het teken om de paso weer op de schouders te nemen en weer gaan ze, de vrije hand op de schouder van de drager ervoor. Een mooi gebaar van broederschap maar waarschijnlijk ook de meest ’plezierige’ manier van dragen.
Als we in de verte de paso met Maria aan zien komen, gaan nog meer camera’s en mobieltjes de lucht in. De paso met Jezus was in de kerk maar komt weer naar buiten, als een ontmoeting tussen Jezus en Maria en ze tillen deze boven hun hoofd, met gestrekte armen.
Dan worden al die honderden mensen muisstil en zingen ze met elkaar het ‘Salve’.
De vrouw naast mij veegt zo nu en dan een traan van haar wang.
8 april 2015
Gerlinde Zoodsma