‘Als we nu om vijf uur de wekker zetten, dan kunnen om zes uur aan de overkant liggen om uit te klaren en vertrekken we gelijk als het licht is,’ zeg ik tegen Dreas.’ De politie en douane zijn dag en nacht aanwezig. Geen probleem dus en met het tij moet het ook kunnen volgens mij.’
In een blog van andere zeilers heb ik gelezen dat het enorm spannend was met de visnetten. Zij gaan zestig mijl westwaarts maar hebben tot middernacht last van vissers en netten. Friese zeilers. Beetje nuchterheid zou je dan toch verwachten. Ik wil nu bij het ochtendgloren vertrekken om vooral niet in het donker langs visnetten te hoeven. Maar als we informeren op het havenkantoor blijkt dat niet te kunnen. Het is te ondiep denken we te begrijpen. De visnetten? Nee, dat is echt geen probleem.
Prompt vertrekken er ‘s ochtends wel twee boten. Oké, zij steken misschien minder diep, vertellen we elkaar. Of misschien hebben ze een ophaalbare kiel. Wij wachten, melden ons om twaalf uur bij de steiger om uit te klaren en wachten vervolgens weer. Vijf kwartier wachten voor een stempel in je paspoort is best lang. Wanneer ze eindelijk aan boord komen, opent één van beide mannen nog drie kastjes en wensen ze ons een goede reis. Meer onderzoek is niet nodig lijkt. We gooien los en varen achter de pilot aan, over de rivier naar zee.
‘Naar links, naar links, meer naar links!’, roep ik. Ik sta voor op de boot op uitkijk. Dreas probeert me duidelijk te maken dat het een vogel is. ‘Nee… Dat ís geen vogel!’’Euh, ja wel. Het is een vogel.’
We komen boeitjes en vlaggetjes tegen maar weten ze allemaal op afstand te houden. Echt stress voor niks. Dat ik me zo mijn hoofd op hol laat brengen. Hoe kan dat verhaal in dat blog nu waar zijn? Op de plotter zien we dat de vissersboten op 200 meter diepte varen. Wij zorgen dat we de kortste route naar dieper water nemen, dan hebben we dat gehad. ’s Nachts zien we meerdere keren knipperlichten op een rij. Vreemde snelle lichtflitsen, blauw, groen, rood en wit. Het is duidelijk dat daar de vissers zitten en dat wij ze links van ons houden. Werkelijk waar, echt stress voor niks.
Op de wal houd ik van de nacht, slapen is een feest. Op zee is dat anders. Zolang we samen buiten zijn is het fijn. Heb ik ’s avonds in het donker de wacht, dan verveel ik me al snel en tel ik de minuten. Rond middernacht ga ik naar binnen maar na een paar uren met pogingen tot slapen, ben ik blij dat het ’s ochtends licht wordt. Gammel kruip ik dan weer in de kuip. Het minste deel van het etmaal zit er weer op, het genieten kan weer beginnen.
Genieten in een eindeloze ruimte, om ons heen is alleen water, lucht en licht. El Galante zeilt rechtop nu we met ruime wind richting Lanzarote varen. Volop zon, mooie vooruitgang en toch ook verandering. Verandering in golven, veranderingen in de wind.
De oceaan is vlak, met een kleine rimpeling en een lange, gestage deining. Het doet me denken aan de Witte Reus reclame van vroeger. De oceaan is als dat enorme laken. Alsof er lucht onder zit, het wil niet goed vlak. Dan is hier een bobbel en dan daar een luchtbel. Je kunt bedenken wat je wilt maar als er geen schuimkopjes op het water zijn, valt er niet te zeilen.
Langzaam verandert de staat van de zee van ‘smooth’ in ‘moderate’, zo duiden ze dat aan op de Navtex waar we de weerberichten volgen. Ik schrijf hetzelfde in het logboek. Het bezorgt ons een rollende nacht met weinig slaap omdat er nog steeds te weinig wind is. Midden in de nacht eten we crackers met appelstroop. Eten is een 24-uurs bezigheid als we zeilen.
Na twee dagen heb ik een ‘houten kont’ van het vele zitten. Dreas vindt een oud kussen, bewaard in een ‘je weet maar nooit waar het nog voor kan dienen’ bui. Lekker dicht bij elkaar kunnen we samen zacht zitten. Plakkerig zijn we dan allang. Iedere avond wordt buiten alles vochtig. Zelfs je broek plakt dan aan je benen.
Een verdwaalde dolfijn komt langs, hij komt niet spelen. Waarschijnlijk zwemmen zijn vriendjes door. Een grotere en lomer bewegende versie komt langs. Te kort om te kunnen ontdekken wat voor soort het is. Nog honderd mijl te gaan. Bijzonder is het om zo ver uit de kust libelles en een heel klein groen vogeltje aan boord te hebben. We leven zoveel dichter op de natuur. Voelen subtiele veranderingen in de lucht, voelen hoe ’s avonds de warmte van de dag plaatsmaakt voor koudere lucht. We zien de kleurverschillen en de Jan van Genten die over het water scheren en toch nooit met hun vleugels het water raken.
Zo glijden we langzaam naar Lanzarote. Van stress is geen spoor meer te bekennen.
13 november 2016
Gerlinde Zoodsma